NA EUTHANASIE IS EEN LEVER EVEN GOED VOOR TRANSPLANTATIE
Sinds 2002 is euthanasie toegestaan in België bij meerderjarige patiënten met een ondraaglijk fysisch of psychisch lijden. De meeste mensen weten dat organen kunnen worden gedoneerd na een natuurlijk overlijden. Veel Belgen hebben zich dan ook spontaan aangemeld als potentiële donor in geval van een natuurlijk overlijden.
Maar mensen en zelfs artsen weten vaak niet dat orgaandonatie ook mogelijk is na een euthanasie. Die donatie kan nochtans helpen om het nijpende tekort aan organen op te vangen. Zo verkorten de wachttijden en vermindert het risico dat patiënten overlijden voor een transplantatie kan plaatsvinden.
Een recente studie bewijst dat de kwaliteit van een lever gedoneerd na euthanasie even goed is als die van een lever gedoneerd na een natuurlijk overlijden.
Wat moet ik doen om bij overlijden in aanmerking te komen als donor ? Kan ik een orgaandonatie weigeren ? Welke inspraak hebben de nabestaanden ?
Een ‘opting-outsysteem’ houdt in dat betrokkenen niets hoeven te doen om mee te doen aan een regeling, maar de mogelijkheid hebben ervan af te zien.
Dit principe werd in België voor orgaandonatie ingevoerd in de de wet van 13 juni 1986. Die wet gaat ervan uit dat iedereen die in het bevolkingsregister of sedert meer dan zes maanden in het vreemdelingenregister is ingeschreven, instemt met het wegnemen van zijn organen na overlijden. Die kunnen dan worden gebruikt voor transplantatie bij een patiënt die daar behoefte aan heeft. Een andere benaming voor opting out is ‘de veronderstelde toestemming’.
België was één van de eerste landen om zo'n stelsel in te voeren en veel andere Europese landen hebben dit later geïmporteerd. Er zijn echter nog veel landen die het ‘opting in’ stelsel hebben. Dat betekent dat, om na overlijden als orgaandonor in aanmerking te komen, de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken persoon noodzakelijk is.
Uit de cijfers blijkt duidelijk dat landen als België veel beter scoren inzake transplantaties met organen van overleden donoren en dat is in belangrijke mate te danken aan het "opting out" stelsel. Uiteraard staat het iedereen vrij zich tijdens zijn leven te verzetten tegen de wegneming van organen. Dat kan op verschillende manieren (formeel door een registratie bij de burgerlijke stand; informeel door bijv. een aantekening in het medisch dossier; een wilsverklaring). Dat verzet is bindend en moet altijd worden gerespecteerd. Ook de nabestaanden kunnen dat verzet na overlijden niet opheffen. Maar ook het omgekeerde is het geval: wanneer blijkt dat iemand medisch in aanmerking komt als overleden donor en deze persoon zich op geen enkele wijze heeft verzet tegen de wegneming, dan mag worden overgegaan tot de wegneming van organen. In dat geval moet de toestemming van de nabestaanden niet worden bekomen. Op die manier wordt de zware last om een beslissing te nemen op een zeer moeilijk moment van de schouders genomen van die nabestaanden.
Er zijn daaromtrent nog steeds heel wat misverstanden omdat veel mensen niet op de hoogte zijn van het "opting out" stelsel. In bepaalde (weliswaar goed bedoelde) campagnes van bepaalde lokale overheden en ziekenhuizen wordt vaak vermeld dat, aan de nabestaanden van een overledene die niet als donor is geregistreerd, de toestemming nog moet gevraagd worden voor de wegneming van organen. Op die manier worden zij toch nog voor die moeilijke beslissing geplaatst. En de wet was precies bedoeld om hen daartegen te beschermen. De rol van de nabestaanden in de besluitvorming precies komt dus niet meer in aanmerking. Dat bespaart veel stress en eventuele schuldgevoelens bij de familie omdat het de wil is van de overledene.